7 juni 1989. Een vliegtuig van de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij is op weg naar Paramaribo. Een uitgelaten groep Nederlandse profvoetballers van Surinaamse afkomst maakt deel uit van de passagiers. Ze gaan als het Kleurrijk Elftal een aantal benefiet wedstrijden spelen in Suriname. Andy Scharmin, speler van FC Twente en tevens aanvoerder van Jong Oranje, is misschien wel het grootste talent. Hij heeft zijn moeder en tante meegenomen. Voor het eerst in vele jaren bezoeken zij hun geboorteland. Vlak voor Paramaribo gaat het mis. Het vliegtuig daalt te vroeg, de vleugel raakt een boomtop en crasht. De ravage is enorm. Al snel blijkt de omvang van de ramp: 176 mensen vinden de dood en er zijn maar elf overlevenden. De Surinaamse gemeenschap is in shock, de voetbalwereld ook.
Maurice Lede is drie jaar als de ramp plaatsvindt waarbij zijn neef en twee tantes om het leven komen. Van jongs af aan is hij zich bewust van een onuitgesproken verdriet in zijn familie, ‘een gat’ zoals hij het zelf noemt. Sinds de ramp is nooit meer iemand van de familie naar Suriname geweest, maar nu is het dan zover. Met zijn vader, oom en broer maakt Maurice de reis die zijn neef en tantes destijds maakten. Wat volgt is een persoonlijke zoektocht naar wat er precies gebeurde op die fatale 7e juni 1989. Op ooggetuigen als cameraman Borger Breeveld, brandweerman Jules Fullington en sportverslaggever Ray Wimpel heeft de ramp een diepe indruk achtergelaten. Zij vertellen tot in detail wat hen is bijgebleven.
Voor het eerst in zijn leven voert Maurice een intiem gesprek met zijn neef en nicht, de broer en zus van Andy, over het verlies van hun broer én moeder. En in een ontmoeting met oud-Vitesse-speler en overlevende Edu Nandlal komt Maurice dichter bij de laatste uren van zijn familieleden dan ooit. Bij een bezoek aan de onheilsplek wordt duidelijk welke onwaarschijnlijke chaos zich na de crash voltrok. Midden in de rimboe blijken er nog altijd stille getuigen van een ramp van ongekende omvang.